De Briard

Briards zijn echte ‘maatjes’ en doen graag dingen samen met de baas/het gezin. Dit betekent echter niet dat ze nooit alleen gelaten kunnen worden, als dit op een goede manier wordt aangeleerd is dit geen probleem. Ze gaan graag mee wandelen of mee voor een stukje langs de fiets. Ook trainingen vinden ze leuk om te doen, samen bezig zijn en de hersenen prikkelen is goed voor ze en ze doen graag hun best voor de baas. Een Briard is over het algemeen geen allemansvriend maar hij/zij is dol op de mensen die bekenden zijn en knuffelen is dan ook 1 van de Briard-hobby’s. Ook kinderen zijn goede Briardvriendjes. Een Briard heeft een dubbele en lange vacht die wel wat onderhoud vergt maar als de vacht wordt bijgehouden is een uurtje kammen in de week echt voldoende. Als een Briard voldoende beweging krijgt is het absoluut niet nodig groot te wonen om een Briard in huis te hebben, na een wandeling gaan ze vaak tevreden aan de voeten van de baas liggen. Een Briard leeft eigenlijk op het gevoel, ze kunnen soms best snel gekrenkt zijn maar hebben ze je in hun hart gesloten dan is een Briard 1 brok liefde omwikkeld met haar.

********************************

RASSTANDAARD VAN DE BRIARD
(Berger de Brie, FCI groep 1, no 113)

Algemeen voorkomen:
De Briard is een rustieke hond, soepel, gespierd en goed van
verhoudingen. Hij is levendig en kwiek.

Belangrijke verhoudingen:
De Berger de Brie is een licht gestrekte hond. De lengte van het
lichaam, van boeggewricht tot zitbeen, moet iets groter zijn dan de schofthoogte.
Het hoofd is lang: 2/5 van de schofthoogte. De breedte van de schedel is iets minder dan de helft van de
lengte van het hoofd. De schedel en snuit zijn van gelijke lengte.

Gedrag & karakter:
De Berger de Brie heeft een evenwichtig karakter, niet agressief, noch
angstig. De Briard moet wijs en onverschrokken zijn (sage et hardi).

Hoofd:
Sterk, lang, voorzien van beharing die baard en snor vormt, alsmede wenkbrauwen die licht de
ogen versluieren. Van opzij bekeken loopt de bovenbelijning van schedel en snuit parallel.

Achterhoofd:
Schedel : Sterk, van opzij bekeken zeer licht afgerond.
Stop : De stop is duidelijk aangegeven en ligt op gelijke afstand van de achterhoofdsknobbel en de neuspunt.

Aangezicht:
Neus : Stevige neus met goed geopende neusgaten. De neus is altijd zwart, behalve bij blauwe honden (grijs
geboren honden – vert.), die een blauwe of blauwachtige neus hebben.

Voorsnuit:
Het eind van de voorsnuit is eerder vierkant dan rond. De voorsnuit is sterk, voldoende breed en nooit puntig.

Neusrug:
Recht.

Lippen:
Aangesloten.

Kaken en tanden:
Sterke kaken ; witte tanden. Schaargebit.

Ogen:
Ovaal. Horizontaal geplaatst, goed geopend, tamelijk groot, donker van kleur. Bij blauwe Briards zijn iets lichter gekleurde ogen toegestaan.

Oren:
Hoog aangezet. De oren mogen niet plakken. Ongecoupeerde oren zijn tamelijk kort. De lengte van de oorschelp van het ongecoupeerde oor is gelijk aan of iets minder dan de helft van de lengte van het hoofd. De oren zijn altijd vlak en bedekt met lang haar.
Wanneer zij gecoupeerd zijn, in landen waar dit niet is verboden, worden de oren rechtop staand, noch naar elkaar toe, noch uit elkaar staand, gedragen.

Hals:
Gespierde hals, goed uit de schouders komend.

Lichaam:
Bovenbelijning : De rug is recht. De lendenen zijn kort en sterk.

Croupe:
Een weinig hellend, met een lichte ronding.

Borstkas:
Breed en lang. Voldoende diep tot aan de ellebogen; met goed gewelfde ribben.

Staart:
Gaaf, laag gedragen, tenminste tot de hak reikend, zonder naar links of naar rechts af te buigen, in een lichte haak in een J-vorm gedragen. In actie mag de staart hoger, in het verlengde van de bovenbelijning, gedragen worden.

Ledematen:
Goed bespierd met sterk bone en rechte beenstanden.

Voorhand:
Schouders: Schuin, goed gehoekt en van een gemiddelde lengte; goed aansluitend aan de borstkas.

Ellebogen : Aansluitend aan het lichaam.

Bovenarm : Recht en gespierd.

Middenvoet: Van opzij bekeken licht hellend.

Voeten : Sterk, rond en goed onder het lichaam staand. De nagels zijn altijd zwart (behalve bij blauwe honden) en de voetzolen hard. De tenen moeten goed gesloten en gewelfd zijn.

Achterhand:
Dijbeen : Gespierd.

Spronggewricht : Niet te dicht bij de grond en goed gehoekt.

Middenvoet : Van achter bekeken perfect verticaal.

Voeten : Sterk, rond. De nagels zijn altijd zwart (behalve bij blauwe honden) en de voetzolen zijn hard. De
tenen moeten goed gesloten zijn.

Wolfsklauwen : De herders zijn traditioneel gehecht aan het behoud van dubbele hubertusklauwen. De wolfsklauwen vormen, nogal dicht aangezet bij de voet, goed gescheiden “duimen” met nagels.

Gangwerk: Regelmatig, soepel, harmonieus, op zo’n manier dat de hond zich verplaatst en zijn werk doet met een minimum aan inspanning en vermoeienis. De Briard dient een gestrekte draf te hebben, ruim uitgrijpend met goede stuwing vanuit de achterhand.

Vacht:
Haar
: Golvend, lang, droog (type geitenhaar) met een lichte ondervacht.

Kleur: De vacht is zwart, fauve, fauve charbonné (licht tot middelmatig) vaak met een donker masker, grijs of blauw.
De warm fauve vacht kan een lichtere teint hebben (ton sur ton) op de ledematen en de onderste delen van het lichaam (fauve met zandkleur). Ook de zwarte, grijze en blauwe vachten kunnen op deze plaatsen een iets lichtere vachtkleur in hetzelfde kleurgamma vertonen. Iedere vachtkleur kan meer of minder vergrijzen.

Grootte:
Reuen
: 62 cm tot 68 cm schofthoogte.
Teven : 56 cm tot 64 cm schofthoogte.

Fouten:
Elke afwijking van de voorgaande punten moet als fout aangemerkt worden, maar naarmate de ernst en de gevolgen voor de gezondheid en het welzijn van de hond, zwaarder worden aangerekend.

Zware fouten:
• Ernstige fouten in beenstanden.
• Totale vacht te licht van kleur.
• Vacht : Haar van de weinig lengte (minder dan 7 cm), zachte of wollige vacht.

Diskwalificerende fouten :
• Agressieve of angstige hond.
• Te weinig stop.
• Neus van een andere kleur dan zwart; roze op de neus.
• Boven- of onderbeet met verlies van contact. Ontbreken van 2 PM4 in de onderkaak of afwezigheid
van 3 of meer tanden (uitgezonderd de PM1).
• Te licht (geel) oog, ogen niet hetzelfde van kleur.
• Gedraaid gedragen oren; te laag, beneden de ooglijn, aangezette oren; oren bedekt met korte vacht; het ongecoupeerde oor rechtop staand gedragen.
• De staart gekruld over de rug gedragen of recht afhangend.
• Enkele wolfsklauwen of het ontbreken van de wolfsklauwen aan de achterpoten.
• Vacht: Witte tint, kastanjerood of mahoniebruin; tweekleurige vacht; witte bef; witte haren op de
voeten; fauve vacht met manteleffect; fauve vacht met charbonné manteleffect.
• Schoftmaat afwijkend van de door de standaard gestelde limiet met een tolerantie van 2 cm naar
boven en 1 cm naar beneden.
• Elke verandering van de hond door gebruik van hulpmiddelen of chirurgische ingrepen, of sporen
van dergelijke behandelingen.
Iedere hond die een duidelijke fysieke afwijking heeft of abnormaal gedrag vertoont zal worden
gediskwalificeerd.

NB : Reuen moeten twee normaal ontwikkelde volledig in het scrotum ingedaalde testikels bezitten.